Ik heb zo’n vreselijke zin in augurken!

Ik heb zo’n vreselijke zin in augurken!

(Een betoog over eigen expertise en gelijkwaardigheid)



Dit artikel schreef ik toen ik werkzaam was bij stichting Selene, een zelfhulporganisatie voor vrouwen met een post-partum depressie.

Bij de vrouwenhulpverlening wordt de kennis die veel vrouwen hebben ineens belangrijk. Je intuitie en alle kennis die je op een andere manier hebt geleerd dan uit boeken, wordt ineens geldig gemaakt. Wat, jij weet niet wat goed voor je is? Nee, jij bent zelfs de enige die diep van binnen kunt aanvoelen wat goed voor je is. Want jij bent de enige die al dertig, veertig, vijftig jaar in dat lichaam rondstapt. Jij bent de enige die zoveel jaren ervaring heeft met… jezelf!

En wat betekent dat dan in de praktijk, dat je bijvoorbeeld nooit meer naar een dokter zou hoeven? Nee, zo is het niet bedoeld. De dokter heeft ervoor geleerd. Je kunt van dat geleerde gebruik maken. Maar jij bent degene die aan kunt voelen of een bepaalde voorgestelde geneeswijze je ligt. Jij kunt voelen of je denkt dat de diagnose klopt. En met name, of de dokter zelf rekening houdt met jou en met wat je vertelt, of dat hij je behandelt als een objekt dat genezen moet worden.

Hoe ging dat dan vroeger? Ik denk dat veel mensen aan hun dokter bijna magische krachten toeschrijven. Met dominees heb je dat ook, daar verwachten mensen van dat ze heiliger zijn dan gewone mensen. En deze doktoren, therapeuten en dominees zijn gaan proberen om inderdaad een tovenaar, een heilige, te worden. Het is misschien ook wel leuk, om zo op een voetstuk te staan en al die eer te krijgen. Maar ja, je kunt er ook maar moeilijk weer vanaf stappen en gewoon tussen de mensen leven. Als je heilig bent, dan kunt je eigenlijk niet aankomen met je eigen menselijke probleempjes en fouten. Dus daar staat die dokter, die dag in dag uit probeert een bovenmenselijke inspanning te leveren, een meer dan normale mens te zijn. Dat is heel zwaar. Want wat doe je dan als je toch een fout maakt, als je onzeker bent ergens over? Dat moet je verbergen, als dokter. Want anders voldoe je niet meer aan dat mooie beeld.

En hoe gedraagt dan een dokter of een therapeut zich in het kader van de vrouwenhulpverlening? Eigenlijk als een gewoon mens. De witte jas wordt gewoon een wit werkschort, maar is niet meer dat teken van verhevenheid. Natuurlijk, de dokter heeft ook wel eens een ladder in haar kous. Ze overlegt gewoon met jou over de mogelijkheden voor medische behandeling. Natuurlijk brengt ze daarbij eerlijk haar kennis in. Ze hoeft zich niet meer te schamen over wat de medische wetenschap niet weet. En als patiënt heb je niet meer een echte tovenaar aan je bed die jou komt beter maken, maar gewoon een mens die wat geleerd heeft over de invloed van medicijnen op een mensenlichaam. Deze dokter zal ook beter naar je kunnen en mogen luisteren, want ze hoeft niet meer in haar eentje alles voor je te weten. Jij bent immers ook iemand die heel erg veel weet over jouw lichaam. Dus eigenlijk ontstaat er meer een beeld van samenwerking, om het goede te bereiken. En niet meer die grote ouderwetse afstand, van de dokter die alles weet naar de hulpeloze patient. Vrouwenhulpverlening moet je ook met z’n tweeën invoeren. Als patient mag je je dokter best aanspreken op zijn menselijkheid. Maar je zult ook moeten accepteren dat er grenzen aan de wetenschap zijn. En als dokter hoef je je menselijkheid niet langer te verbergen.

Tegelijkertijd is het als dokter of therapeut belangrijk om de kracht van de mens tegenover je aan te blijven spreken, en niet een hulpeloos wezen te veronderstellen. Wat wordt er dan bedoeld met dat gevleugelde woord ‘kracht’? Naar mijn idee heeft het te maken met iemands vermogen om zelf keuzes te maken. Een vrouwenhulpverlener zal die keuzes die iemand maakt, respecteren. Tegelijk wordt er van de hulpvraagster verwacht dat ze ook daadwerkelijk keuzes maakt, dat ze moeite doet om aan te voelen wat ze wil. Ze kan zich niet meer willoos overleveren aan de dokter. Ze blijft er als het ware zelf bij, ze wordt wat mondiger, ze zegt wat ze wil, en wat ze niet wil. Als het goed is, neemt de dokter alleen in noodgevallen dergelijke beslissingen van haar over.

Bij Selene werken we als vrouwenzelfhulp met depressieve vrouwen. Bij deze vrouwen staan de energie en het vermogen om iets te willen vaak op een heel laag pitje. Ze bellen op, en vertellen iets van hun verhaal. Ze zijn vaak niet gewend dat ze zomaar aan het woord mogen komen en daarom vertellen ze heel aarzelend. Het lijkt wel alsof ze voortdurend verwachten dat je ingrijpt en dat je ze dan ze precies vertelt wat ze moeten doen. Ze vragen ook ‘help me, wat moet ik doen?’, en de verleiding is groot om ze dan gewoon een adviserend antwoord te geven. Maar wie ben ik om voor hen te weten wat voor hen goed is? Daarom kies ik er zelf vaak voor om dan te vragen ‘wat vind je er zelf van?’. Vaak formuleren ze een passender oplossing dan degene die ik zou aandragen. Vervolgens zeggen ze ‘maar ja, dat is toch onmogelijk’. En opnieuw kijken we dan samen of wat ze nodig heeft te bereiken is, en hoe dan wel. Soms krijg ik bijna het gevoel dat ik ze toestemming moet geven om iets te willen of iets nodig te hebben. En dat we samen opnieuw moeten ontdekken wat ze willen en nodig hebben. Het lijkt wel of ze verleerd zijn om dat te voelen. En daar belanden we bij de volgende poot van de vrouwenhulpverlening, namelijk bij de cultuur.

De cultuur, onze maatschappelijke opvoeding, waarin vrouwen zomaar kunnen verleren te voelen wat ze willen en wat ze nodig hebben. Hoe kan dat nou gebeuren? Niemand zou zeggen dat-ie dat voor z’n kleine meid gewenst had. Maar ongemerkt komen en kwamen er allerlei boodschappen op meisjes af: zo hoor je je als meisje te gedragen. Een jongen die vecht om te krijgen wat hij wil, daar zegt men van: nou, die weet van wanten! Als een meisje dat doet, wordt het vaker als negatief gezien: ze is een kattekop. Van meisjes wordt verwacht dat ze lief zijn, meegaand, bescheiden. En omdat ze gewoon voelen dat mammie en pappie anders niet van ze houden, passen generaties meisjes zich aan. Het erge is, dat dit niet zomaar overgaat als het meisje een vrouw wordt. Nog steeds probeert ze zichzelf veilig te houden en pappie en mammie’s liefde te winnen door bepaald gedrag te vertonen. En ook voor haar omgeving doet ze alle moeite om maar aardig te zijn. Maar eigenlijk verwart ze daarbij het nu en het verleden. Ze leeft als volwassen vrouw met de lessen van het kleine meisje.

Ik heb in de afgelopen jaren zo verschrikkelijk veel van deze dingen bij mezelf doorzien! Ik heb zelfs gemerkt, hoezeer ik erin tot het uiterste ging. In een bepaalde oefening werd me gevraagd me voor te stellen hoe ik dood zou gaan. En tot mijn grote schrik merkte ik, dat ik dacht dat ik al over enkele jaren zou sterven. Ik heb erover doorgepraat, en toen ontdekte ik dat het me erom ging, dat mijn moeder dan zou kunnen zien, aan het aantal lieve vrienden en vriendinnen dat zich om mijn bed en mijn graf verzamelde, dat ik wel een mens was om van te houden. Gelukkig heb ik mezelf toen stevig verteld dat ik het toch liever anders wilde! Maar ik merkte dus dat ik nog steeds allerlei levenskeuzes aanpaste aan wat mijn moeder hopelijk trots zou maken: ik ging bijvoorbeeld speciaal bij een telefonische hulpdienst omdat zij ooit bewonderend had gesproken over een buurvrouw die dat ‘zware werk’ deed.

In alles wat ik deed, was ik me bewust van het publiek van mijn ouders. Soms zette ik me juist tegen ze af, bijvoorbeeld in mijn enorme interesse in godsdienst en religie, iets waar mijn ouders helemaal niets van moesten hebben. Soms ging ik in een soort concurrentiestrijd: toen mijn vader ziek was, vond ik dat ik beter voor hem kon zorgen dan mijn moeder. Ik was dan ook best gefrustreerd toen hij mijn moeder toch liever had! Maar meestal probeerde ik juist hun liefde en hun goedkeuring te winnen. En dat deed ik door goed te presteren, want dat vonden zij belangrijk. In de muziek, in de kunst, in mijn carriëre. Het is niet voor niets dat ik zo goed snap hoe die dokter op zijn voetstuk staat. Want ik was zelf directeur en ik vond ook dat ik alles maar moest kunnen, tot ik er bijna in bleef.

Maar ik probeerde ook mijn ouders terwille te zijn door niet brutaal te zijn, niet tegen ze in te gaan, en in mijn meegaandheid liep ik mezelf volledig voorbij: ik wist niet meer wat ik zelf nu eigenlijk van de dingen vond, en wat ik zelf wilde.

In mijn werk bij Selene merk ik ook dat vrouwen vaak in de knoop raken als ze geen nee durven zeggen tegen wat de wereld van ze vraagt. Als ze niet willen dat hun schoonmoeder telkens maar op bezoek komt, maar niet durven weigeren. Hoe moet dat nou: als meisje hoor je aardig te zijn, meegaand! Je taak is ook nog eens om goed te zorgen, en gastvrij te zijn! Een stralende moeder hoor je te zijn, met een wolk van een baby! Stel je dan eens voor, je bent net bevallen, doodmoe. Je schoonmoeder belt. Je wilt haar niet alweer zien, zeker niet omdat je dan je huis nog aan kant moet maken ook. Een onmogelijke situatie! Als je haar laat komen, ga je over je eigen grenzen heen. Als je haar weigert, ga je tegen al die boodschappen in, alles wat je geleerd hebt dat een goed meisje doet. Je voelt je schuldig. Zelfs op het moment dat vrouwen al weten dat het ze zieker maakt om nog meer verplichtingen te vervullen, gunnen ze zich niet het recht om daar ‘nee’ tegen te zeggen. Soms wordt de baby als het ware de dupe, die is de nieuwe factor die het leven van deze vrouw zo moeilijk maakt. Vroeger ging alles zijn gangetje. Nu vliegt alles haar aan, de baby brengt haar in een onmogelijke en angstige positie. Maar eigenlijk is het niet de baby, maar alles waarvan ze denkt dat ze er niet onderuit kan.

De vrouwenhulpverlening stelt zich als taak om vrouwen weer in contact te brengen met hun eigen krachtige besluitvorming. Met hun wil. Met wat ze nodig hebben. Tegelijkertijd kunnen we vaak met bewondering kijken naar de dingen die het meisje heeft bedacht en ingezet om zichzelf te helpen overleven. Haar aanpassingsvermogen is ook haar overlevingsvermogen geweest. Ze heeft zich staande gehouden, ondanks de stevige tegenstroom van de maatschappij. En als ze zich dat realiseert, dan ontdekt ze dat haar kracht en haar wil allang aanwezig zijn, en nog goed getraind ook!

Een mooi beeld vind ik, dat alle mensen geboren worden als een zonnetje. Ze stralen, ze twinkelen. Ze voelen zich lekker. En ze voelen, dat ze helemaal goed zijn zoals ze zijn. Ze weten precies wat ze willen, en wat ze niet willen! Dan gebeuren er dingen in dat jonge mensenleven en schuiven er wolken voor het zonnetje. De opzet van vrouwenhulpverlening is dat het zonnetje weer onbekommerd kan stralen, zonder de wolken van angst, verdriet, pijn, en moeite. In een proces van vrouwenhulpverlening mogen deze wolkjes ook leeg regenen. Als vrouwenhulpverleenster loop je niet weg voor de tranen, het lachen, het zweten, want je weet dat dat de weg weer vrijmaakt. Het huilen sussen is niet hetzelfde als de pijn genezen, eigenlijk is het zelfs de pijn in stand houden. Als de emoties ontladen zijn, kan de wond pas beginnen te genezen. Dan is de vrouw op weg om vanuit haar verbinding met het hier en nu, waarin zij volwassen is, en vanuit haar creatieve intelligentie die weer stromen kan, een passend antwoord te weten op iedere situatie.